Het verhaal van Maria (76)
In november 1944 vonden er razzia’s plaats in de stad. Een razzia was een door de Duitsers georganiseerde jacht op alle mannen. De moffen – want zo noemden wij de Duitsers – spoorden onze vaders op om ze in de fabrieken van Duitsland te laten werken.
Er was ook een razzia in onze straat. Mijn vader zat bij de buren onder de grond, samen met alle andere buurmannen. Wij, de kinderen, wisten dat uiteraard niet. Dat gebeurde in het grootste geheim. Want stel je voor dat wij onze mond voorbij zouden praten.
We woonden op één hoog. Mijn moeder hoorde de auto’s en het geschreeuw als eerste en gebood ons om door te gaan met waar we mee bezig waren. Mijn zusjes en ik zaten in de achterkamer aan tafel te lezen. Ik weet nog welk boek; ‘De ontdekking’ van Cor van Osenbruggen, over een meisje dat ontdekt dat ze geadopteerd is. Een prachtig boek dat ik al meermalen had gelezen. Er werd lang en nadrukkelijk aangebeld. Nadat mijn moeder ons nogmaals maande rustig te blijven, deed zij de deur open. Er kwam een Duitse soldaat stampvoetend naar boven gerend. Iedere stap voelde als een stomp in mijn buik. Mijn jongste zusje begon heel zachtjes te huilen. Mijn moeder negeerde het. Nadat de soldaat de kamer binnen was gekomen, begon hij allerlei vragen aan mijn moeder te stellen. Tenminste, dat denk ik. Want ik verstond uiteraard geen Duits. Ik was pas elf. Zachtjes tikte ik met mijn voet onder de tafel tegen het been van het huilende zusje. Ik probeerde haar te sussen, het tegenovergestelde gebeurde, ze ging harder snikken.
Even was de soldaat stil. Waarna hij zijn vragen hervatte. Ik durfde niet op te kijken. Op een gegeven moment – zoiets voel je gewoon – keek ik opzij naar de grote kast waar de scheerspiegel van onze vader hing. Ik keek recht in de ogen van de soldaat, via die spiegel! Ik denk dat hij ons al die tijd al op die wijze had begluurd. Afschuwelijk toch? Mijn ogen werden vast groot van schrik. Gehaast keek ik weer naar mijn boek waar de letters zonder nog enige woorden te vormen, voor mijn ogen heen en weer dansten.
Mijn moeder zei nadien dat hij dit ongetwijfeld deed om te controleren of wij geen veelzeggende blikken met elkaar wisselden. Ikzelf heb me later afgevraagd of de soldaat ons voor Joodse kindertjes sleet, we waren namelijk heel donker van haar en ogen.
Mijn vader hebben ze gelukkig niet gevonden. Maar ik, ik zie die ogen zo weer voor me, nog steeds, na al die jaren.
© 2014. Jacqueline van Zwieteren. Met toestemming gepubliceerd.