Het verhaal van Frits (78)
Gedurende de oorlog was ik mij niet bewust van enig gevaar. Ik vond het weliswaar vreemd dat mijn vader weg was van huis – hij was tewerkgesteld in Duitsland – maar meer dan dat was het niet.
Ik weet wel nog dat er gedurende de Hongerwinter nagenoeg niks meer te eten was. Wij woonden boven de bakkerij van mijn opa. Dicht bij ons huis was een Duitse kazerne. Mijn opa moest dagelijks brood bakken voor de Duitsers die daar verbleven. De Duitsers leverden het meel hiervoor aan. Ieder brood moest aan een bepaald gewicht voldoen en aan die voorwaarde kon je – volgens mijn opa – met meel of met water voldoen. Als mijn opa dus wat meer water in plaats van meel gebruikte, hield hij meel over om brood voor ons te bakken. Brood om te eten of om te ruilen voor andere waren. Volgens mijn moeder zijn er in die tijd heel wat meer broden via de achterdeur dan via de voordeur naar buiten gegaan. En ik, ik heb daardoor bloembollen en suikerbieten moeten eten.
Vliegveld Ypenburg lag vlak bij ons huis. De Duitsers schoten vanuit Ypenburg V1 raketten af richting Engeland. Als een V1 overkwam, was zijn sputterende geluid duidelijk hoorbaar.
Ondanks alle ellende voelde de oorlog voor mij niet als een hele spannende tijd. Ik was een baby toen de oorlog begon en een kleuter toen het voorbij was. Wel kan ik me de bevrijdingsfeesten direct na de oorlog herinneren. De straten waren versierd en ik mocht verkleed als bakkertje met een grote witte bakkersmuts en een kleine handwagen meelopen in de optocht. Mijn opa bakte speciale broodjes die door ons kinderen werden uitgedeeld. Die broodjes waren zo op; iedereen had natuurlijk nog honger. Voor mijn zusje had mijn vader een step met een houten boog gemaakt. Een boog behangen met bloemetjes en kleine oranje strikjes. Bevrijd. Zonder de angst te hebben ervaren, voelde ik dat toch heel goed. Je merkte het gewoon aan de uitzinnige vreugde en tranen, van alle grote mensen
© 2014. Jacqueline van Zwieteren. Met toestemming gepubliceerd.