Ik heb zeker al een stuk of tien aardbeien van de kroon ontdaan als het aangename aroma van het zomerkoninkje mij laat binnenstappen in mijn jeugd.
Ik stap binnen in de bijkeuken van mijn schrijfvriendin. Ik logeer bij haar. Het is een warme zomerdag, ik ben een jaar of twaalf. We hebben de hele dag gekletst, gelachen en gevaren over de sloten die zich tussen de weilanden achter hun huis bevinden. De bijkeuken is groot, er staan kisten vol met zoetsappige, rood glimmende eerebaaie, vers geplukt van het land. De hele ruimte ruikt onweerstaanbaar lekker.
Haar vader schilt zoals iedere dag een pan vol piepers en doet tijdens het avondeten zijn uiterste, plagerige best om zijn West Friese dialect te laten zegevieren. Tussen de regels door vang ik allegaar, daan dan?, loôf, looi en dink? op. Wat vrij vertaald zoiets betekent als: ‘Wat hebben jullie allemaal gedaan vandaag? Lui geweest? Dan zullen jullie niet moe zijn, denk ik?’ Ik begrijp niks van zijn vragen – ik ben die Haagse, die dame uit de grote stad. Zijn dochters kijken hem boos aan en hij grijnst triomfantelijk van oor tot oor: ‘Skitterend, skitterend!’
Toe eten we schalen vol betoverende eerebaaie. Mijn schrijfvriendin en ik, we benne te warskippe weest, vele prachtige zomers lang.
Herken je dat? Dat een geur je terugzet in de tijd?
Ik heb het ook met de tomatenplanten in onze tuin. Als ik ze water geef en ze komen in beweging, ruik en zie ik mijn broers in vieze groene kleren thuiskomen van hun vakantiebaantje in de kassen, met op hun bagagedrager kistjes gevuld met afgekeurde tomaten. Mijn moeder welt de tomaten waarna wij uren achtereen de zeef ronddraaien en alle tomatenpuree keurig verdelen over diepvrieszakjes hangend in Tupperware-bakjes, klaar om ingevroren te worden. Zo hadden wij het hele jaar ‘verse’ tomatensoep. Nooit meer ergens zo lekker gegeten als thuis.
Een fijne geur verbonden aan een prettige herinnering. Of een nare geur verbonden aan een vervelende gebeurtenis. Of deze. Als mijn zus en ik koeienmest ruiken, kijken we elkaar verheugd aan en zeggen: ‘Mmm… vakantie in Oostenrijk!’ Vakantie op de boerderij. We denken aan kalfjes en biggetjes geboren zien worden, spelen in de hooischuur, meerijden op de tractor, zelf geplukte maiskolven met boter en zout, warme knapperige Semmeln, hertjes kijken in de schemering, emmers vol met bramen uit het bos, Wienerschnitzels, almtochten, het Tina vakantieboek, de hangmat in de boomgaard, ijskoude bergmeren, de levensgevaarlijke – maar o zo avontuurlijke – Karnitzen Klamm en samen slapen op een kamer. Koeienmest; een verrukkelijke geur. Althans, voor mij.
4 Reacties
Mmmmm koeienmest!
Inderdaad vooral zo lekker dankzij al die geweldige herinneringen die jij zo prachtig hebt verwoord!
Dat was een leuke tijd Jacqueline! Bij het lezen van jouw verhaal komt bij mij ook alles weer boven. Van het varen op de Grote Vliet tot die keer dat ik met jullie mee mocht op vakantie naar Oostenrijk. O ja, die leuke boerderij waar we toen hebben gelogeerd. En bij Mina Tant weet je nog? Tijd om meer van die herinneringen op te halen!
@schrijfvriendin Top idee! 🙂
@Zus Ha! Wat was het ook dit jaar weer heerlijk! 😉