© 2016 Jacqueline van Zwieteren. All rights reserved.

Niet reageren

  ‘We hebben al naar de Eerste Hulp gebeld om te zeggen dat jullie er aankomen.’ Met die woorden worden we via het schoolplein naar mijn auto begeleid. Voorzichtig gesp ik de riem om mijn zoon vast. Gympech.

Binnen een paar minuten komen we aan bij het ziekenhuis. Als we net zitten, mogen we alweer opstaan en via deur één en deur twee in een andere gang plaats nemen. We kennen dit traject inmiddels. Ik herken de oudere verpleger aan zijn warme stem: ‘Ai, jij ziet wel erg wit, daar kan nog wel wat pijnstilling bij.’ Na een minuut of tien worden er foto’s gemaakt. Ik bekijk met de röntgenloge het resultaat van de mislukte handstand. Eén helft van het sleutelbeen richt zich omhoog – godzijdank niet door het vel – en de andere helft hangt doelloos naar beneden.
  ‘Wat doen ze daaraan?’ vraag ik op fluistertoon.
  ‘Soms zetten, soms opereren, meestal niks,’ antwoordt ze heel zachtjes.
Ik vind haar lief. Nog meer als ze een rolstoel regelt omdat mijn zoon nog steeds geen kleur heeft.

We rijden naar een volgende gang en wachten.
  ‘Moeten ze het denk je zetten?’ kermt mijn zoon.
  ‘Ik weet het niet,’ antwoord ik naar waarheid. We wachten nog wat langer geheel volgens het protocol. ‘Weet je nog, vorig jaar in de gipskamer?’ probeer ik een afleidingsmanoeuvre.
Een flauwe glimlach. ‘Ja, dát weet ik nog.’

Dan komt de vrouwelijke arts. Ik herken ook haar. Van de vorige botbreuken, scheurtjes, kneuzingen en hechtingen. De verpleger, die in haar kielzog loopt, rijdt de rolstoel hupsakee, de behandelruimte binnen. Vrijwel direct probeert hij het gymshirt omhoog te hijsen, wat logischerwijs de nodige weerstand en tranen oproept.
  ‘Knip het kapot,’ zeg ik snel.
  ‘Zonde,’ vindt hij.
De arts probeert dwingend mijn aandacht te vangen: ‘We doen niets. Sling. Pijnstilling.’
Ik hoor haar maar half. ‘Zet er gewoon een schaar in,’ probeer ik nog een keer, ik word niet gehoord. ‘Komt dit werkelijk goed?’ wend ik me dan toch tot de arts.
  ‘Absoluut!’ zegt ze en schuift met haar wijsvinger een miniem stukje van haar witte kraag opzij, ‘bij mij is het helemaal goedgekomen.’ Wil ik dit zien? Vraag ik mij af. Maar voor ik een antwoord op die vraag kan formuleren, mengt de verpleger zich in ons gesprek: ‘Bij mij ook, kijk,’ een grijsbehaarde schouder op leeftijd staart mij aan, ‘hier, het enige dat je nog kunt voelen, is een hele dikke bobbel!’

Nee, dank u, ik ga niet voelen. En door zijn betraande ogen heen, geeft mijn zoon mij een van zijn welbekende blikken: niet reageren, alsjeblieft.

Plaats een reactie

Uw e-mail wordt nooit gepubliceerd noch gedeeld. Verplichte velden zijn gemarkeerd met een *

U mag deze HTML-elementen en attributen gebruiken <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

*
*