Herinneringen aan … [deel 19]
Tot op de dag van vandaag zijn er jonge mensen die vragen of mijn ouders echt zo met ons gingen rijden.
‘Ja,’ reageer ik dan, ‘dat was in de jaren 60 heel gewoon.’
Waarna zij me ongelovig aan blijven kijken tot ik ze wel moet vragen wat ze zelf denken.
‘Nee, toch?’ komt er dan vertwijfeld uit.
‘Nee, hoor,’ geef ik – met tegenzin – als verlossend antwoord.
Het was een idee van mijn vader om ons vieren in de achterbak van zijn allereerste Daf te zetten en ons op deze wijze te fotograferen. Het was een mooie zonnige dag eind jaren 60. Op zo’n vrije dag gingen we vaak met zijn allen naar Meyendel in Wassenaar. We wandelden in het bos of speelden in de speeltuin. Terwijl mijn moeder ons in de gaten hield, poetste mijn vader de Daf tot hij weer glom.
Ik herinner me verschillende settingen tijdens mijn eerste autoritten. Ik, zittend in een los autostoeltje op de achterbank terwijl de grote kinderen naast mij, zonder gordels over elkaar heen hingen. En dan de rit naar vakantiepark De Vers, waarbij ik voorin bij mijn moeder op schoot zat. Heel normaal in de jaren 60.
In 1976, toen de gewone Daf was ingeruild voor een Daf-station, kreeg ik het extra zitplekje tussen de bagage in het achterdeel, zodat de drie anderen, inmiddels pubers, meer ruimte zouden hebben tijdens de eerste echte buitenlandvakantie. Die ruimte was natuurlijk vrij relatief in een Daf. Om de hitte te weren, klemden we handdoeken tussen raam en sponning. Om de gezelligheid – en irritatie – te verhogen, draaiden we cassettebandjes in de cassetterecorder die gevoed werd door een stapel niet-oplaadbare batterijen. Onze hoofden raakten het dak omdat we allemaal iets gegroeid leken door de stapels badlakens onder onze billen. Ondertussen gierden de touwen en het zeil van het imperiaal alsof hun leven ervan afhing. Na de eerste dag richting het lonkende zuiden, leegde mijn vader geïrriteerd onze snoeptrommel waarin de gesmolten zwart-witjes en repen chocolade zich hadden verenigd. De zakjes ‘voedsel’ die mijn moeder na haar migraineaanval in de vier m2 niet meer binnen had kunnen houden, liet hij zonder mopperen verdwijnen. Aan het einde van de tweede dag stopte de Daf ermee, enkele meters voor de bestemming kwam de rook er aan alle kanten onder vandaan. Dat was schrikken, maar o, wat waren we rijk. Italië, zon, een zwembad, een meer, wespen en heel veel mieren. Een eropuit om nooit te vergeten.
Eropuit. Van een uitje naar Meyendel vlogen mijn herinneringen naar mijn eerste vakantie in het buitenland. Zo gaat dat vaak met herinneren. Een dagje, een weekje. In Nederland of naar het buitenland. Met familie, vrienden of school. Heb jij een speciale herinnering aan eropuit in je jeugd?
Ik ben benieuwd van je te horen. Je kunt je reactie achterlaten onder dit bericht.
3 Reacties
Mooie vondst, dat verenigen van snoep en chocolade! Het tijdbeeld wat je zo leuk schetst doet me denken aan een verhaal van mijn zwager. Hij kon, als eerstgeborene van 11 kinderen, nog wel mee op uitstapjes in de natuur. Geen auto dus hup in de reiswieg, met een stevige snelbinder achterop de fiets van papa!
@Conny Onder de snelbinder! Daar zou je nu niet meer mee aan kunnen komen. 😉
Heel herkenbaar verhaal met die auto. Nooit geweten dat DAF ook een station uitvoering kende. Het extra plekje tussen de achterbank en het achterste deel van de VW Kever die mij tante had, noemden wij de kattenbak. En als we met de hele familie eropuit trokken in de Kever mocht ik in de kattenbak mee. Dat was mijn plekje. Spannend als je zes of zeven bent. Maar wel heet zo boven op de motor van de Kever. Die zat namelijk achterin onder mijn kattenbak. Als we dan ‘s-avonds huiswaarts keerden en we reden over de A12 langs Zoetermeer, heette het ” Oh daar is Nutricia al, Bijna thuis”. Dan was het nog minstens 17 km en in ons tempo, zeker nog een uur, voordat we in het Statenkwartier in Den Haag waren.