‘Wat ga je? Brokopondo?’
‘Stuk!’
‘Stuk? Waarom? Eega betekent echtgenoot.’
In minder dan vijftien seconden hebben Hugo en ik allebei een nieuw ‘woord’ geleerd. Dat vind ik één van de leuke dingen van kinderen. Je kunt ze als ouders van alles leren. Maar zij leren jou net zo goed nieuwe, of vergeten, zaken. Niet dat ik de geleerde woorden in praktijk (mag) breng(en). Want dat klinkt toch gek, een 45-jarige moeder die roept: ‘ben je nou helemaal waus geworden?!’.
Dat is niet flex, chill, lauw, strak, vet of wreed.
Fawaka (hoe gaat het?) en welloe doekoe (geen geld meer). Welloe zin om de hond uit te laten. Meisjes zijn chickíííís. En gretig. Meestal dan (Help! Waar ging het fout?).
Niet zo lang geleden liepen we door het oude Pals, aan de Costa Brava. We gingen een kerkje binnen en zagen een schilderij van Eva, de slang en de verboden vrucht. Hugo bleef wat achter en vroeg waar wij het over hadden. Even een testje:
‘Hugo, weet jij eigenlijk wat ‘dé verboden vrucht’ is?’
‘Hoezo, wat bedoel je? Een peer?’.
‘Nee’, zucht, ‘géén peer’.
‘Boeiend… Oh wacht; een Belgisch biertje!’
Yeah, right!