© 2014 Jacqueline van Zwieteren. All rights reserved.

Kuisdag?

‘Het is vandaag woensdag gehaktdag,’ vertelt Fietje. ‘Ken je die uitdrukking?’
Fietje is 96. Ik knik. Als in een versje somt ze op: ‘Maandag wasdag, dinsdag strijkdag, woensdag gehaktdag, donderdag kuisdag, vrijdag visdag, zaterdag klusjesdag, zondag kerkdag. Gehakt op woensdag. Dit had vroeger te maken met de distributie van abattoir naar slagerij. Op maandag werd de koelcel gevuld, op dinsdag werd er uitgebeend en op woensdag werden de worsten en het gehakt gedraaid. Dus aten we op woensdag een bal gehakt. Donderdag trouwens ook, want ik draaide altijd gelijk voor twee dagen; achttien ballen!’
‘En aten jullie echt altijd op vrijdag vis?’
‘Alleen als er nog geld was. Maandag en dinsdag waren we wel altijd met de was bezig. Altijd! Wassen, spoelen, wringen. Als je geluk had, kon de was buiten hangen. En anders was het hele huis gevuld met rekjes natte was. Ik weet nog goed hoe klam alles dan werd en hoe muf de kamers roken. De kachel werd wel wat harder gestookt, maar of dat nou hielp? Geklust werd er niet zoveel. Mijn man werkte destijds ook nog op zaterdag. Iedere middag als hij thuiskwam trok hij eerst zijn schoenen uit, dronk een borrel en overhoorde het huiswerk van de kinderen. Hij had de hersens. Daarna dekte hij steevast de tafel. Moderne man hè?’
‘En die kuisdag?’
‘Schoonmaken! Ach meisje, in een gezin met zeven kinderen valt er altijd wel wat te poetsen. Ik deed dat iedere dag, daar waar nodig was. Behalve de ramen – die deed ik altijd op woensdag. En op zondag gingen we naar de kerk. In de ochtend en in de middag. Idioot maar waar. Dat doe ik niet meer hoor. Ik geloof nog steeds in God, maar dan vanbinnen.’
‘Hoe gaat dat bij jou?’ vraagt Fietje.
‘Tsja. Wassen doe ik iedere dag. Met een wasmachine. Strijken vind ik de meest idiote tijdsverspilling die er is en doe ik alleen bij hoge uitzondering. Achttien gehaktballen? Ik heb al moeite met zes ballen. Mijn gehaktballen plakken altijd vast aan de bodem van de pan. Als ik ze dan toch probeer te draaien, vallen ze in stukken uiteen.’
‘Gewoon blijven proberen,’ verzekert Fietje mij.
‘Vis eten we als we er zin in hebben. Klusjes stellen we het liefst uit, in ieder geval tot na zaterdag. En de kerk? Nee, op zondag slapen we lang, bakken we broodjes, ontbijten we met zijn allen en wandelen we met de hond.’

Aan het eind van de middag kom ik thuis en kijk om me heen. Stofvlokken onder de tafel. Ik maak een hartje met mijn vinger in het stof op het zwarte bureau. Mijn schoen plakt aan de keukenvloer. Even later schep ik de spinazie iets te wild om in de pan; groene spetters vliegen tegen de wand en tussen de pitten van het fornuis.
‘Gadverdamme, wat een meur!’ klinkt het vanuit de gang, ‘wie heeft er net gepoept?’
Ik neem een slokje van mijn dagelijkse portie goudgele troost en denk: Kuisdag, die zijn we vergeten. Maar goed dat het morgen donderdag is.

 

4 Reacties

  1. Margreet Bakker
    Geplaatst op 20 maart 2014 om 12:18 | Permalink

    Ik voel mij tijdens het lezen heel oud worden omdat het verhaal van Fietje zo herkenbaar is uit mijn jeugd. Maar gelukkig herken ik ook de moderne versie….dat houd mij jong…;):)

    • Jacqueline van Zwieteren
      Geplaatst op 21 maart 2014 om 13:35 | Permalink

      Haha! Je bént ook nog heel jong Margreet!

  2. Geplaatst op 7 maart 2016 om 12:46 | Permalink

    Leuk stukje erg grappig om dit zo te lezen.
    Groet Cees

    • Jacqueline
      Geplaatst op 7 maart 2016 om 14:59 | Permalink

      @Cees Dank je!

Plaats een reactie

Uw e-mail wordt nooit gepubliceerd noch gedeeld. Verplichte velden zijn gemarkeerd met een *

U mag deze HTML-elementen en attributen gebruiken <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

*
*