Ik neem plaats in een wachtruimte van een Haags ziekenhuis. Er zit al een vrouw; ik denk midden zestig, tenger, kort grijs haar. We groeten elkaar kort. Zij duikt in haar tijdschrift en ik beantwoord Whatsappjes op mijn mobiel. Wachtkamers zijn niet zo mijn ding. Ik kijk dan ook pas weer op, als ik snelle voetstappen mijn richting op hoor komen.
‘Géértje! Jij hier?’ – Gelukkig, het is niet voor mij maar voor de vrouw naast mij.
‘Ellie…’
‘Wat doe jij hier?’
‘Nou… Het gaat niet zo best.’
Paar seconden stilte.
‘Heb je nog steeds last dan? Ik wilde je nog bellen maar je kent dat wel hè? Druk, druk, druk!’
‘Ik ben vorige week gevallen, midden op straat.’
‘Ik zei nog tegen die vent van mij dat ik al zolang niks van je had gehoord.’
‘Knieën kapot, handen kapot… Scheur in mijn lip…’
‘Zegt die knakker: “Heeft ze wel wat van jou gehoord dan?” Ja, duh! Ik heb het hartstikke druk joh.’
‘Moest ik met de ambulance mee, foto’s gemaakt, blijkt het ook in mijn hoofd te zitten.’
Wederom een stilte. Ik verzit ongemakkelijk. Gebeurt dit echt? Twee monologen. Ik wil niet luisteren maar krijg geen Whatsapp meer beantwoord. Ik word overvallen door plaatsvervangende schaamte. En het ‘gesprek’ is nog lang niet klaar.
‘Ik ben zo naar…’
‘Naar? Oh ja, Miep had vorige week de griep, ook zó naar! Ze gaat ook altijd zonder jas naar buiten, eigenwijs, die Miep. En dan maar klagen dat ze ziek wordt! Zegt ze met haar kakstem: “Je krijgt geen griep van de kou! Griep-is-een-virús!” Alsof ik dat niet weet!’
‘Ik heb ook veel pijn.’
‘Arrogant mens!’
‘Bijna ondraaglijk…’
‘Hè? Já, dat is Miep: ON-DRAAG-LIJK! Nou, see you wijffie, ik ga er weer vandoor hoor! Ik heb vreselijke haast! Wilde alleen even weten hoe het met je gaat.’
‘Lief, ja, lief hoor van je.’
‘Ja joh, als we dat niet meer voor elkaar over hebben! Waar moet het dan heen in de wereld?’
Op dat moment wordt Geertje opgeroepen. Door een – gelukkig – zeer vriendelijk uitziende dokter. Ik kijk hoe ze langzaam wegsloft richting de spreekkamer. Ellie is al bijna bij de uitgang als ze zich toch nog even om moet draaien en met duim en wijsvinger in de buurt van haar oor, luid door de grote ruimte roept:‘Dág-dág! En bellen hè, als er iets is! Daar zijn we vriendinnen voor! Ku-hus!’
Ik ben ontzet. Sprakeloos. Voel walging, heb moordneigingen en vraag mij af; wie is hier nu eigenlijk ondraaglijk?
6 Reacties
Mooi geschreven; ik krijg zelfs plaatsvervangende schaamte door het lezen en het geloven dat dit echt gebeurd is…
@Monique Ja, erg hè? Ik was ook echt in ‘shock’…
Waarom is communiceren (nog steeds) geen verplicht vak op school? Hoe mooi zou de wereld zijn als …….. mensen echt met elkaar kunnen communiceren.
@Frans In dit ‘gesprek’ werd wel heel erg slecht (niet) geluisterd. En je hebt gelijk dat communicatie een mooi&zinvol schoolvak zou zijn!
Oppervlakkigheid viert hoogtij…jammer genoeg…
@Carla Heel jammer! Er werd gewoon helemaal niet geluisterd. 🙁